Horizontaal
2. Toeristische bestemmingen. (10)
6. Die godin staat op nummer een. (3)
7. Tegenhanger van de avondschool. (10)
9. : (3).
10. + 11. + 12. Het probleem betreft de periode. (3,7,3,3)
13. Globaal gilde. (10)
Verticaal
1. Toon dat meisje je uitdrukking. (6)
2. Daar vist men met werphengels. (8)
3. De ratelaar komt op een moment na de vis. (8)
4. Gaat voor de clou naar de douane. (8)
5. Afscheid van de opbrengst is doel van het monetair beleid. (8)
8. Bezield atoom dat met en na li drinkbaar wordt. (6)
No comments:
Post a Comment